De open samenleving en haar vijanden – Karl Popper [07]
Deel I De betovering van Plato
De mythe van de oorsprong en lotsbestemming
p.47: Hoofdstuk 3 – Plato’s Ideeënleer
De werken van Plato hebben bijna alle de vorm van dialogen (gesprekken). In de eerste dialogen, die kort na de dood van Sokrates zijn ontstaan, is Sokrates de alles beheersende gestalte. Ook in verreweg de meeste latere geschriften blijft Sokrates nog steeds de leidende rol spelen. Het is duidelijk, dat daarbij moeilijk te onderscheiden moet zijn, hoeveel van alles wat Sokrates zegt, werkelijk op inzichten van Sokrates teruggaat en in hoeverre Plato de figuur van zijn leermeester alleen maar gebruikt om zijn eigen gedachten uit te spreken.
p.146, Geschiedenis van de filosofie 1 – Hans Joachim Störig
paragraaf I
We zijn aangekomen bij Plato (ca. 427 vC – 347 vC)[footnote]Zie wikipedia[/footnote]. Net als bij Heraclitus wijst Popper ook bij Plato op de sociale en politieke onrust tijdens zijn leven. Bij Plato’s geboorte was Athene al vier jaar in oorlog met Sparta (de Peloponnesische Oorlog) en hij was vierentwintig toen deze eindigde met ‘de val van Athene, burgeroorlog en terreur, meestal aangeduid als het bewind van de Dertig Tirannen’. Dit tirannieke bewind (onder leiding van twee ooms van Plato) werd later omvergeworpen om plaats te maken voor (opnieuw) een democratische regering.
Een andere vergelijking met Heraclitus is dat Plato uit een koninklijke familie kwam en hij heeft zich altijd met de publieke zaak beziggehouden. Volgens Popper was de voortdurende instabiliteit op het politieke toneel een belangrijke drijfveer voor Plato om zich in de historische ontwikkeling van de politieke geschiedenis te verdiepen. De opkomst van een democratische regeringsvorm heeft hij nooit als iets positiefs gezien. Eerder als een teken van verval. In navolging van Heraclitus zag ook Plato dat ‘alles’ in beweging was en kwam hij met een wet van historische ontwikkeling.
Volgens deze wet […] is alle sociale verandering niets anders dan verwording, verval en achteruitgang.
p.48, DOSEHV
Een volgende overeenkomst met Heraclitus is dat Plato zijn historische wet deel uitmaakte van een groter geheel, een kosmische wet. Niets en niemand kan ontsnappen aan beweging en verandering, en alles zal eindigen in verval.
Wat echter niet duidelijk wordt uit zijn geschriften (hoewel er her en der wel aanwijzingen voor zijn) is of Plato een grotere cyclische beweging ziet. Er is weinig twijfel dat hij zijn eigen tijdvak zag als een periode van neergang, of zelfs dat het al z’n diepste punt had bereikt, maar was er volgens Plato ook een mogelijkheid om deze neergang te keren?
Of hij ook geloofde dat die tendens noodzakelijkerwijs ten einde zou komen zodra het punt van de diepste ontaarding zou zijn bereikt, lijkt mij onzeker. Maar hij geloofde stellig dat het voor ons mogelijk is om door een menselijke of liever gezegd bovenmenselijke inspanning, de noodlottige historische trend te doorbreken en een einde te maken aan het proces van verval.
p.49, DOSEHV
In een uitgebreide noot bij deze paragraaf haalt Popper enkele voorbeelden aan uit het werk van Plato die weliswaar niet bewijzen dat de historische ontwikkelingen zoals hij die ziet een cyclisch karakter hebben, maar er wordt wel op gezinspeeld. De neergaande beweging nam hij echter uiterst serieus.
Disclaimer: Ik deel hier mijn leeservaring van het boek en wat ik ervan begrijp. Mijn achtergrond in onderwerpen zoals politieke of sociale wetenschappen en filofosie is minimaal. Dus waarschijnlijk mis ik een hoop en zal mijn duiding op veel plaatsen niet correct zijn. Aarzel niet om het mij in de reacties te laten weten zodat ik een en ander kan aanpassen. Ik wil leren, niet onderwijzen.
Geef een reactie