Omdat ik tijdens de studie Algemene cultuurwetenschappen regelmatig merk dat enige bijbelkennis wel handig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boeken’ begonnen.
Genesis 45
Jozef kan zich na de smeekbede van Juda niet meer goedhouden en verzoekt iedereen weg te gaan met uitzondering van zijn broers. Eenmaal alleen met hen vertelt hij wie hij is en barst daarna in tranen uit. De broers weten niet wat te zeggen.
Wanneer Jozef weer wat bij zinnen is geeft hij aan hen niets te verwijten dat zij hem ooit verkocht hadden aan een voorbijreizende karavaan kooplieden. Het was voorbestemd want Jozef kon zich daardoor opwerken tot in het gevolg van de farao waar hij nu verantwoordelijk was voor de graanvoorraden.
De hongersnood teistert het land nu al twee jaar, en ook de komende vijf jaar zal er niet geploegd of geoogst worden. God heeft mij voor jullie uit gestuurd om jullie voortbestaan op aarde veilig te stellen; zo wilde hij veel levens redden. Niet jullie hebben mij dus hierheen gestuurd maar God.
Genesis-45 1-16
Jozef verzoekt zijn broers om terug te reizen naar Kanaän en zijn vader te vertellen dat hij nog leeft. Omdat de hongersnood nog vijf jaar zal aanhouden laat hij hen weten dat iedereen welkom is om in Egypte te komen wonen waar zij van alle gemakken voorzien zullen worden en het hen aan niets zal ontbreken.
Hierop reisden zijn broers naar Kanaän waar zij hun vader vertelden wat hun was overkomen en dat Jozef nog steeds in leven was, de belangrijkste raadsman van de farao was en graag zou zien dat zijn familieleden zich in Egypte zouden vestigen. Hun vader – die nu afwisselend Jakob en Israël wordt genoemd – wil hen in eerste instantie niet geloven, totdat hij alle verhalen had gehoord en de wagens overladen met geschenken had gezien die Jozef had meegestuurd. Toen wilde hij met stel en sprong naar Egypte.