21422 – zondag

Deze ochtend stond er een doopplechtigheid op het programma. Onze kleindochter (geboren in januari van dit jaar) had de eer deze ceremonie te mogen ondergaan. Het gebeuren zou plaatsvinden in een klein pittoresk kerkje in Elden. Natuurlijk parkeerden we onze auto eerst bij de verkeerde kerk in het centrum en moesten vervolgens alsnog wat haasten om de juiste kerk op tijd te bereiken. We bleken niet de enigen te zijn die zich vergist hadden.

Tijdens de dienst waar veel ruimte was voor gezang, werd ook een preek voorgelezen door de dienstdoende predikant of voorganger (het was een protestantse dienst en ik ben niet zo op de hoogte van de juiste functienamen). Hij putte uit het Nieuwe Testament en dan met name uit Johannes, vers 15 (zover ben ik nog niet gekomen met mijn “bijbelstudie”, dus ik ging er eens goed voor zitten) waar verteld wordt dat Jezus de ware wijnstok is en zijn vader de wijnbouwer. De gelovigen zijn de ranken die vruchten dragen. Een metafoor voor de verspreiding van het geloof, neem ik aan.

Op zich een mooi beeld. Maar de man achter de kansel ging het vooral om de ranken die geen vruchten droegen. Die moesten wat hem betrof met wortel en tak worden uitgeroeid. Het was brandhout, meer niet. De fik erin en weg ermee. Ik keek hem aan en zag kleine spettertjes speeksel bij zijn mondhoeken en transpiratie op zijn voorhoofd. Was het vanwege de warmte in de kerk (buiten scheen de zon al volop) of opwinding over al die afvalligen die zijn kerk vandaag bevolkten om het doopfeest bij te wonen? En overdreef hij niet een beetje met dat uitroeien en verbranden? Jezus predikte toch liefde (alsof ik daar verstand van had)?

’s Avonds zocht ik de bewuste passage op:

‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij, opdat hij meer vruchten draagt. Jullie zijn al rein door alles wat ik tegn jullie gezegd heb. Blijf in mij, dan blijf ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in mij blijven. […] Wie niet in mij blijft wordt weggegooid als een wijnrank en verdort; hij wordt met andere ranken verzameld, in het vuur gegooid en verbrand.

Johannes 15

Het stond er letterlijk. Vanaf vandaag zie ik er ook het bezwete rode hoofd en het speeksel in de mondhoeken bij van de man achter de kansel die met woedende blik in zijn ogen deze woorden zowat uitspuwt over de aanwezigen in het voorheen zo pittoreske kerkje.

Ooit was ik een Man van Hout, nu ben ik gedegradeerd tot een Man van Brandhout en gedoemd voor eeuwig te branden in de hel.

Genesis 35

De dood van Rachel

Het is God die Jakob een uitweg biedt nadat zijn zonen de familie van Chamor om het leven hebben gebracht. Hij krijgt opdracht zijn spullen bij elkaar te pakken en de reis te aanvaarden naar Betel alwaar hij een altaar voor God dient te bouwen omdat God op die plek voor het eerst aan hem was verschenen. Jakob laat zijn gevolg alle afgodenbeeldjes verzamelen en begraven voordat ze op weg gaan richting Betel. God jaagt de inwoners van het gebied waar ze doorheen trekken zoveel schrik aan dat ze het niet wagen hen te achtervolgen.

Op de plaats van bestemming aangekomen bouwt Jakob het altaar door een steen rechtop te zetten en het te wijden door er een wijnoffer op te brengen en olie over uit te gieten. God verschijnt opnieuw aan hem en net als eerder (in Genesis 32) wordt hem vertelt dat hij voortaan als Israƫl door het leven zal gaan en dat zijn nageslacht zal uitgroeien tot een groot volk waar vele koningen uit zullen voortkomen.

Hierna trekt de stoet verder naar Efrat. Onderweg moet Rachel bevallen van haar tweede zoon (de eerste zoon was Jozef). Deze bevalling verloopt tragisch. Rachel overleeft het niet. Zij is nog wel in staat haar zoon de naam Ben-Oni te geven, maar Jakob noemt hem Benjamin. Rachel wordt begraven langs de weg naar Efrat, het huidige Betlehem. Op haar graf wordt een gedenksteen geplaatst.

De dood van Rachel (1847), Gustav Metz (1816-1853)

Aan het eind van dit hoofdstuk arriveert Jakob in Mamre, waar hij zijn vader Isaak weer ontmoet. Die wordt uiteindelijk honderdtachtig jaar en na zijn dood begraven door Esau en Jakob.

Omdat ik tijdens de studie Algemene cultuurwetenschappen regelmatig merk dat enige bijbelkennis wel handig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boeken’ begonnen.


Geef een reactie