Vrijdag, 14 januari 2022

De auto is weer terug! Het verlossende woord hadden we net voor kerst al doorgekregen. De oorzaak van de lekkende accu was gevonden. Een kapotte dynamo was de boosdoener. Maar inmiddels had het onderzoek zodanig veel tijd in beslag genomen dat de verplichte APK keuring gedaan moest worden. Dus bleef mijn auto staan waar hij stond en was het afwachten geblazen of hij door de keuring zou komen. Dat is gelukkig ook goed gegaan. Vandaag kon ik ‘m dan eindelijk gaan ophalen. De rekening was pittig maar redelijk gezien de tijd en energie die erin was gestoken om de auto gerepareerd te krijgen. Als het goed is kan ik er nog wel een aantal jaar mee vooruit.

Voordat het zover was had ik wel de ochtend vanuit huis gewerkt. Daarna de auto opgehaald en de middag en avond weer bezig geweest met de literatuurlijst. Het is erg bewerkelijk en tijdrovend. Hoewel het categoriseren opschiet heb ik toch het gevoel dat ik morgen vol aan de bak moet om tijdig klaar te zijn voor de deadline van zondagavond. Nog even afzien dus. Hoewel, meteen daarna moet ik door met de studie voor het tentamen op 1 februari. Never a dull moment.


Genesis 18

Abraham en de drie engelen

Het wordt eentonig maar opnieuw verschijnt de HEER aan Abraham. In de gedaante van drie engelen als ik het goed begrijp. Het was een hete dag en Abraham zat in de schaduw van zijn tent. Toen hij de drie engelen zag naderen en doorhad dat het hier de HEER betrof ging hij onmiddellijk naar zijn vrouw Sara om haar te verzoeken vers brood te bakken. Een knecht moest een mals kalf slachten en bereiden, en zelf haalde hij boter en melk. In een oogwenk was het kalf gebraden en een vers gebakken brood beschikbaar en de gasten konden aan tafel.

Alsof het niet onlangs al aan Abraham beloofd was, vertelden de engelen dat ze over precies een jaar terug zouden keren en dat dan Sara inmiddels bevallen was van een zoon. Sara, die stiekem stond mee te luisteren schoot in de lach (net als Abram/Abraham in Genesis 17) bij het idee op haar leeftijd nog een kind te moeten baren. God hoorde het en vroeg aan Abraham waarom zijn vrouw moest lachen. Alsof het om een goocheltruc ging liet hij Abraham weten dat voor God niets onmogelijk is. Sara krabbelde terug en ontkende dat ze gelachen had. Maar God zei: ‘Ja, je hebt wel gelachen.’ 

Abraham en de drie engelen (1656), Gerbrand van den Eeckhout (1621–1674)

Omdat ik tijdens de studie Algemene cultuurwetenschappen regelmatig merk dat enige bijbelkennis wel handig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boeken’ begonnen.

Geef een reactie