21056 – vrijdag

De lokale boekhandel stuurde me een berichtje dat mijn bestelling klaar lag om opgehaald te worden. Op het eind van de dag was ik aldus twee boeken rijker: Wolf Hall van Hilary Mantel en Stemvorken van A.F.Th. van der Heijden. Beide boeken had ik een week eerder besteld toen ik eindelijk weer eens fysiek de boekhandel kon betreden. Ik was er om een cadeaubon te kopen maar kon het vanzelfsprekend niet laten om ook wat voor mijzelf uit te zoeken.

Het boek van Mantel had ik al op mijn lijst en door de gedwongen dvd-sessie van enkele weken geleden (de glasvezelkabel was tijdens werkzaamheden kapotgetrokken) waarbij Wolf Hall ook aan bod kwam besloot ik het boek nu aan te schaffen. Wat betreft A.F.Th. van der Heijden werd ik getriggered omdat ik er al een vooraankondiging van voorbij had zien komen. Het is een zoveelste deel in de Tandeloze Tijd cyclus waarvan ik volgens mij alle delen in bezit heb maar niet allemaal gelezen heb. Die achterstand wordt dus groter vandaag.

Op Nieuwsuur was vandaag aandacht voor A.F.Th. van der Heijden naar aanleiding van de publicatie van Stemvorken => A.F.Th. van der Heijden zweefde tussen leven en dood in aanloop naar nieuw boek. Ik had het eerlijk gezegd niet meegekregen dat het zo slecht met zijn gezondheid gesteld was. Gezien de immense taak die hij zichzelf gesteld heeft om nog vele romans als onderdeel van de Tandeloze Tijd en Homo Duplex cycli uit te brengen mag ik hopen dat hij goed voor zichzelf blijft zorgen.

Cultuurwetenschappen:
De list van de Grieken om het tien jaar durend beleg van Troje in hun voordeel te doen beslechten was bijna mislukt. Laocoön, priester van Apollo had het vermoeden dat er iets niet in de haak was met grote houten paard dat de Grieken hadden achtergelaten nadat ze zogenaamd het beleg hadden opgegeven en de waren vertrokken. Voordat hij echter de burgers van Troje kan waarschuwen het gevaarte niet binnen de stadsmuren te halen worden hij en zijn twee zonen gedood door twee zeeslangen.

We kennen deze gebeurtenis doordat het in detail is opgetekend door Vergilius in zijn Aeneïs uit de 1ste eeuw v.Chr. (boek 2, vers 199-277). De verbeelding ervan in marmer is in stukken gevonden in 1506 op de Oppiusheuvel in Rome. Maker(s) en datering zijn onbekend. Er is ook onenigheid onder deskundigen of de oudste zoon aan de rechterkant later is toegevoegd. Qua stijl zijn er verschillen aan te wijzen. Waarschijnlijk is er ooit voor gekozen om het beeldhouwwerk meer in overeenstemming te brengen met het verhaal in Aneïs omdat daar gesproken wordt over twee zonen.


Geef een reactie