21053 – dinsdag

Op het forum van de OU behorende bij de cursus Inleiding kunstgeschiedenis 2 gaf een medestudent aan de volgende passage in hoofdstuk 5 niet helemaal te begrijpen:

Over technieken en de toepassing van materialen zijn recentelijk veel nieuwe inzichten verworven dankzij natuurkundige analyses. Vooral ten aanzien van de herkomst van materiaal en vorm en de de datering hebben nieuwe gegevens geleid tot herziening van bestaande inzichten.

blz. 145 – Manieren van kijken

Dit was zijn probleem: “Herkomst van het materiaal en datering kan ik begrijpen maar wat moet ik me voorstellen bij ‘vorm’? Waarschijnlijk zie ik iets simpels over het hoofd.”

Scherp opgemerkt. Zelf had ik er de eerste keer overheen gelezen en bij het maken van een samenvatting had ik deze paragraaf wel meegenomen, maar opnieuw niet stilgestaan bij het feit hoe natuurkundige analyses meer inzicht zouden kunnen geven in juist de vorm van een kunstvoorwerp. Getuige de eerste reactie op het forum bleek dat nog best een moeilijk te beantwoorden vraag. Ik besloot mijn eigen eerste ingeving ook te delen. Zou het kunnen dat door het inzetten van nieuwe analysetechnieken bij een beeldhouwwerk te zien is dat er zwakke plekken in het materiaal zijn waar de beeldhouwer van een oorspronkelijk plan moet afwijken en aldus eindigt met een vorm die ‘gestuurd’ is door de (on)mogelijkheden van het gebruikte materiaal?


Geef een reactie