21038 – maandag

Lezen — Fictie: 
Anna Karenina, Tolstoj (blz. 491–500): Anna herstelt maar dat geldt niet voor de relatie met haar man. Stepan Arkadjewitsj komt op bezoek om te bemiddelen. In een persoonlijk gesprek met haar broer geeft Anna wanhopig aan hoe uitzichtloos haar situatie is:

Ik heb wel eens gehoord, dat vrouwen hun man zelfs liefhebben om zijn ondeugden, begon Anna plotseling, maar ik haat de mijne om zijn deugd. Ik kan niet met hem samenleven. Begrijp het toch, ik krijg een fysiek gevoel van afkeer, als ik hem alleen maar zie, ik raak buiten mezelf. Nee, ik kan niet met hem leven. Ik kan het niet. Wat moet ik doen? Ik ben ongelukkig geweest en ik dacht, dat het onmogelijk was nog ongelukkiger te zijn, maar hoe had ik mij ooit kunnen voorstellen, dat ik mij zo rampzalig zou voelen! Kun je geloven, dat ik hem haat, terwijl ik toch weet, dat hij een buitengewoon goed en hoogstaand mens is, dat ik niet half zoveel waard ben als de nagel van zijn pink? Ik haat hem om zijn grootmoedigheid. En er blijft mij niets anders over dan… 

blz. 495

Geef een reactie