Na het uitstapje gister naar de Egyptische oudheid waar we een aantal krachtige koninginnen hebben ontmoet keren we vandaag terug naar de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, en wel in het bijzonder naar het zogenaamde retourschip Rooswijk dat in 1740 met ‘man en muys’ verging voor de kust van Engeland.
In opnieuw een artikel aangeboden door National Geographic Historia (zonder vermelding van de auteur), wordt allereerste een globaal beeld geschetst van de vele scheepsreizen die over en weer plaatsvonden tussen Nederland en Indië. Dat zouden er tussen 1595 en 1795 meer dan 4700 zijn geweest. Een niet ongevaarlijke reis. Op de heenreis betrof het over die periode rond de miljoen personen (zeelieden, militairen en burgers) die meevoeren, waarvan slechts 80% tot 85% de bestemming wist te bereiken. De rest kwam te overlijden aan ziektes zoals scheurbuik, beriberi of tyfus. En natuurlijk was daar de incidentele schipbreuk.
Het retourschip Rooswijk vertrekt in januari 1740 voor een tweede reis naar Indië. Bij de beruchte ‘Goodwind Sands’ komt het in een storm terecht en vergaat met de volledige bemanning die geschat wordt op zo’n 250 personen. Geschat omdat het soldijlogboek verloren is gegaan. Wat in meer detail bekend is, is de hoeveelheid zilver die het schip aan boord had: ‘dukatons’ (zilveren munten) ter waarde van 300.083 gulden (toenmalige waarde). Jaarlijks werd er een lijst opgesteld door de Hoge Regering in Batavia van de hoeveelheid geld die zij nodig hadden om handel te kunnen drijven in Indië en dat werd per schip overgevaren vanuit Nederland.
Deze zilverhandel was een lucratieve business, zo wordt in het artikel uitgelegd. Zo lucratief dat het bijna standaard was dat er naast de officiële lading zilver een hoop gesmokkeld werd door de opvarenden (van alle rangen en standen):
Schippers namen soms duizenden dukatons mee als ‘bestelgeld’, waarvoor in Nederland zelfs notariële akten werden opgemaakt. Eenvoudiger zeelieden bewaarden zilvermunten in hun sokken of andere kleding. Wie met honderd dukatons naar Indië voer, deze omruil- de voor assignaties en daarna weer naar Nederland reisde, kon daar 140 dukatons ophalen bij het wisselkantoor – een rendement van 40 procent in anderhalf jaar. De reis werd betaald en het reguliere loon kwam daar nog bovenop.
Pas in 2004 worden er aanwijzingen gevonden van de plek waar de Rooswijk gezonken zou zijn en onder het zand ligt. Een commerciële duiker die de rechten schijnt te hebben op de inhoud van het schip begint de zilverschat op te duiken. Dit tot groot ongenoegen van Nederlandse maritieme archeologen. Uiteindelijk wordt de berging gestaakt.
In 2017 lukt het de commerciële partij af te kopen met behulp van ‘een fles jenever, een pak stroopwafels en een stuk Goudse kaas’ en kan er begonnen worden aan een nieuwe poging tot berging en onderzoek. Wat al snel duidelijk wordt is dat de Rooswijk inderdaad een partij zilveren dukatons vervoerde, maar dat de opvarenden zelf ook kleine hoeveelheden munten bij zich droegen. Dit was dus al bekend uit historisch onderzoek, maar nu is er ook concreet bewijs.
~ ~ ~
Het Programma Maritiem Erfgoed Internationaal (RCE) organiseert een aantal activiteiten over maritieme archeologie en het VOC-schip De Rooswijk, zoals deze virtuele duik naar het wrak, de vragenuurtjes met maritiem archeoloog Martijn Manders op 7 oktober, 21 oktober en 24 oktober en de Digitale Rooswijk Quiz op 24 oktober.
~ ~ ~
In oktober schrijf ik regelmatig een blogpost naar aanleiding van de artikelen op de site van de Maand van de Geschiedenis rond het thema van 2020: Oost/West.