Waterblad
Omdat het windstil was deze ochtend leek me dat een goed moment de bladeren bij elkaar te harken op het gazon. Het schijnt dat we een bladblazer in de schuur hebben liggen en we wonen ook nog eens redelijk vrijstaand, dus de buren hoeven er geen last van te hebben maar toch ga ik liever met de grashark aan de slag.
Tussen de miljoenen bladeren die ik in de loop van de ochtend voorbij zag komen viel me één exemplaar in het bijzonder op. Het blad lag ietwat gekromd op z’n rug zodat enkele regendruppels waren blijven liggen in de holling. Ik nam een foto en zag pas deze avond dat er een soort van vlieg inderdaad van de gelegenheid gebruik had genomen om te komen drinken of badderen. Of misschien wel allebei.
Repeterende herfstklussen
De bladeren die ik al harkend verzamel stop ik in enkele grote plastic zakken en zet die onder de overkapping om te kunnen drogen voordat ik ze wegbreng. Een volgend klusje is het schoonmaken van de dakgoten. Eerst die van het woonhuis waarvoor ik aan de zijkant op het dak klim om zo een rondje te maken. Ze liggen voornamelijk vol met bladeren, maar ook veel halve walnoten en mosselachtige schelpen waarschijnlijk uit de plassen verderop. De vogels gebruiken ons dak om op hun gemak de noten en schelpdieren te openen en leeg te eten. Misschien dat ik bordje moet plaatsen ‘Laat niet als dank voor het aangenaam verpozen…’. Voor de dakgoten bij de schuur moet ik telkens op en af de ladder om die dan weer een stukje te verplaatsen. Hier ligt het vol met wilgebladeren (van voor de kortwieking) en elzetakjes. Het duurt allemaal langer dan ik gedacht had. Maar het is rustgevend werk.
Daarna neem ik pauze. Tijdens het drinken van een kop koffie lees ik verder in The Wind-up Bird Chronicle van Haruki Murakami:
Autumn was drawing to a close, and a touch of winter hung in the air. As I always did at that season, I raked the dead leaves in the garden and stuffed them into plastic bags. I set a ladder against the roof and cleaned the leaves out of the gutters. The little garden of the house I lived in had no trees, bt the wind carried leaves in abundance from the broadspreading deciduous trees in the gardens on both sides. I didn’t mind the work.
[p.343]