[p.63-71]
Een collega in de VS heeft een aantal dagen vakantie en doet daar verslag van op facebook. Het is niet dat ik haar op de voet volg, maar vanochtend zag ik een berichtje dat ze koffie had gedronken bij de Chautauqua Dining Hall in Boulder. Ik moest meteen aan Robert Pirsig denken en aan zijn boek Zen and the Art of Motorcycle Maintenance. En daarna aan mijn blogserie die ik erover begonnen was waarbij de Chautauqua al de revue was gepasseerd. Tot mijn verbazing zag ik dat de laatste blogpost van november vorig jaar dateerde. Daarna niets meer. Terwijl ik toch echt van plan was geweest er heel regelmatig in te blijven lezen en erover te bloggen was ik vooralsnog niet verder gekomen dan bladzijde 63. Shame on me!
Ik pakte het boek uit de kast en begon verder te lezen bij waar ik was gebleven. Voor ik het wist had het verhaal me weer helemaal te pakken. Man, wat kan die Pirsig schrijven. Iedere keer opnieuw valt me dat op. Zonder het precies te kunnen duiden lijkt het of alle zinnen bij hem een extra, diepere lading hebben. Eentje die ik wel vermoed maar veelal niet echt kan (be)grijpen. Tegelijk stoort het niet dat ik voor mijn gevoel niet alles meekrijg wat Pirsig er (mogelijk) in heeft gestopt. Datgene wat ik wel mee (denk te) krijg(en) is daarvoor interessant genoeg. Het gaat me nooit vervelen ondanks de vele keren dat ik dit boek al gelezen heb.
Nu viel ik dan ook wel midden in een heel bijzonder en aangrijpend gedeelte. Hier wordt voor de eerste keer duidelijk dat de zoon van de ik-persoon een psychische aandoening heeft. Zijn de andere reisgenoten John en Sylvia eerst nog kwaad op het gedrag dat Chris vertoont, al snel verandert dat in verslagenheid wanneer ze horen wat er daadwerkelijk met hem aan de hand is. Het zet de hele hieraan voorafgaande passage (en sommige eerdere passages) in een ander licht.
Wat het onheilspellend maakt is de gedachtegang bij de ik-persoon. Die verliest zich in een soort van etymologische zoektocht rondom het woord ‘kin‘ wanneer hij probeert uit te leggen waarom hij met Chris niet langer naar medisch specialisten gaat om hem te laten behandelen:
‘I don’t know why … it’s just that … I don’t know … they’re not kin.’ … Surprising word, I think to myself, never used it before. Not of kin … sounds like hillbilly talk … not of a kind … same root … kindness, too … they can’t have real kindness toward him, they’re not his kin … That’s exactly the feeling.
[…]
It goes over and over again through my thoughts … mein Kind – my child. There it is in another language. Mein Kinder … ‘Wer reitet so spät durch Nacht und Wind? Es ist der Vater mit seinem Kind.‘
[p.69, Zen]
De zinnen zijn een verwijzing naar het beroemde gedicht Erlkönig geschreven door Johann Wolfgang von Goethe. Hierin haast een vader zich met zijn (zieke?) kind naar huis. Het kind is bang gegrepen te worden door de Erlkönig maar de vader probeert hem gerust te stellen door te zeggen dat hij slechts flarden mist ziet en geen geesten. Bij aankomst is het kind overleden. John en Sylvia zijn geschokt wanneer ze dit verhaal horen. Misschien dat ze net als de lezers van dit boek onbewust de link leggen naar de ik-persoon met zijn (geestes)zieke zoon op de motor.
~ ~ ~
Erlkönig
Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.
Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht?
Siehst Vater, du den Erlkönig nicht!
Den Erlenkönig mit Kron’ und Schweif?
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif.
‘Du liebes Kind, komm geh mit mir!
Gar schöne Spiele, spiel’ ich mit dir;
Manch’ bunte Blumen sind an dem Strand;
Meine Mutter hat manch’ gülden Gewand.’
Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,
Was Erlenkönig mir leise verspricht?
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind!
In dürren Blättern säuselt der Wind.
‘Willst feiner Knabe, du mit mir gehn?
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.’
Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort
Erlkönigs Töchter am düsteren Ort?
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh’ es genau;
Es scheinen die alten Weiden so grau.
‘Ich lieb dich, mich reizt deine schöne Gestalt;
Und bist du nicht willig, so brauch’ ich Gewalt!’
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan!-
Dem Vater grauset’s, er reitet geschwind,
Er hält in den Armen das ächzende Kind,
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In seinen Armen das Kind war tot.
Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)
~ ~ ~
PS: Pas later vielen me de twee ‘mensbomen’ op die in de illustratie door Hermann Freihold Plüddemann op de achtergrond te zien zijn. Zou de legende van de wabiman dan toch op waarheid berusten…?
Geef een reactie