19181 – zaterdag

Don Quichot – Miguel Cervantes

Eerste deel – Negende hoofdstuk
Waarin een einde komt aan de vervaarlijke strijd tussen de kloeke Biskajer en de dappere held van de Mancha

De beste hand van varkensvlees pekelen

Een hoofdstuk dat zomaar eindigt met de mededeling dat de auteur helaas niet weet hoe het verder gaat, want hij heeft de verhalen over Don Quichot uit de tweede hand en in dit geval ontbreekt er een gedeelte. Ik vond het vorige week een verrassende wending en was benieuwd hoe Cervantes hier verder invulling aan zou geven. Welnu, eigenlijk heel simpel.

Allereerst gaat hij wat verder in op de traditie dat dolende ridders van grote naam vaak een of meerdere geschiedschrijvers in hun kielzog hadden die al hun avonturen en heldendaden minutieus boekstaafden. Dat zou dan toch ook zeker het geval moeten zijn geweest bij Don Quichot. Het was een kwestie van geduldig zoeken want men kon opmaken uit de boektitels in de bibliotheek van Don Quichot dat er recente uitgaves tussen zaten. Dus er bestond zelfs de kans dat wanneer er niets meer op schrift gevonden zou worden er misschien nog wel plaatsgenoten waren die zich de verhalen over de ridder uit La Mancha konden herinneren.

Vervolgens krijgen we te lezen hoe Cervantes op een dag bij een straatventer een boek koopt. De tekst is opgesteld in Arabische tekens die hij niet kan lezen en waarvoor hij een vertaler regelt. Al snel blijkt dat het boek over Don Quichot gaat. Cervantes aarzelt niet om meteen alle boeken bij de venter op te kopen en zet de vertaler aan het werk alles wat gaat over Don Quichot te vertalen. Anderhalve maand later is de klus geklaard.

Voordat hij echter verder gaat met het gevecht tussen de schildknaap en onze verdwaasde ridder staat Cervantes nog even stil bij het feit dat de verloren gewaande teksten geschreven zijn door een Arabier. Dus zijn volgens hem enige kanttekeningen op zijn plaats, want tenslotte is

het algemeen bekend […] dat lieden van deze natie grote leugenaars zijn. Daartegenover staat echter dat daar de moren immers onze vijanden zijn, de schrijver zich eer zal hebben schuldig gemaakt aan een te weinig dan een te veel. En zo schijnt het mij dan toe, dat waar hij de loftrompet over zulk een voortreffelijk ridder had kunnen, ja moeten steken, hij veeleer nog menig ding met opzet verzweeg […]; en mocht er iets goeds aan ontbreken dan ben ik overtuigd dat het ligt aan de hond van een auteur en niet aan het onderwerp.

[p.74, Don Quichot, Cervantes]

In hoeverre het meespeelt dat Cervantes vijf jaar in Arabische gevangenschap heeft doorgebracht laat ik verder in het midden.

Hoogste tijd om terug te keren naar het strijdtoneel. Hier krijgt Don Quichot hulp van de voorzienigheid die een zwaardslag door de schildknaap doet afschampen waardoor de kansen keren. Niet veel later ligt de schildknaap gewond op de grond met de punt van een zwaard op zijn keel gericht. Slechts de smeekbedes van de dames die vanuit de koets zijn toegesneld weten erger te voorkomen. Met de belofte dat de schildknaap zich zo spoedig mogelijk zal begeven naar de schone La Dulcinea in El Toboso besluit Don Quichot hem het leven te sparen. Het is een subtiele verwijzing naar de passage waar Cervantes via de vertaler verneemt dat zijn zojuist aangeschafte boek misschien wel eens over Don Quichot zou kunnen gaan. Want de vertaler schiet in de lach bij het lezen van een aantekening in de kantlijn die als volgt luidt:

De Dulcinea van El Toboso die zo vaak in deze geschiedenis wordt genoemd, had naar men zegt de beste hand van varkensvlees pekelen die ooit een vrouw in de Mancha gehad heeft.

[p.73, Don Quichot, Cervantes]

Het zijn dit soort leuke vondsten die voor mij het lezen van dit boek met ieder nieuw hoofdstuk plezieriger maakt. Tot nu toe heb ik nog geen seconde spijt gehad dat ik eraan begonnen ben.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *