Vanuit mijn studeerkamer heb ik uitzicht op een rijtje hoge bomen. Allemaal zijn het exemplaren die het blad laten vallen in de herfst om er de gehele winter kaal en stakerig bij te staan. Ergens vind ik dat niet logisch. Je zou verwachten dat juist in de koude periode van het jaar zo’n dicht bladerdek broodnodige warmte geeft. Maar hé, ik ben moeder natuur (of wie er dan ook verantwoordelijk voor mag zijn) niet die dit allemaal verzonnen heeft. Hoe dan ook, deze ochtend had ik de kans om een klein vogeltje te volgen in zijn/haar poging om de top van een dezer bomen te bereiken zonder daarvoor gebruik te maken van de vleugels die (laten we het maar op) moeder natuur (houden) ooit met de beste bedoelingen had uitgedeeld aan onze geverde vriend.
Eerst dacht ik nog dat het een eekhoorn was. Maar dan eentje waarvan de staart om mij onbekende redenen was geamputeerd. Dat zou pas echt bijzonder blogmateriaal zijn geweest. Helaas, het bleek om een vogeltje te gaan. En ik zeg vogeltje omdat het beestje erg klein was en de afstand te groot om uit te maken welke soort hier nu precies bezig was langs de stam omhoog te hupsen. Toen ik door had dat het een vogeltje betrof voelde ik een steek van jaloezie, of misschien wel ergernis. Eigenlijk twee. Allereerst omdat het vogeltje zo behendig en ogenschijnlijk moeiteloos met kleine sprongetjes die stam bedwong. Maar nog meer vanwege het feit dat hij/zij gezegend was met vleugels en ze dan toch ongebruikt op zijn/haar rug liet. Als ik van die dingen had dan wist ik het wel!
Terwijl het vogeltje onverstoorbaar zijn/haar weg omhoog aflegde en ik dat vanuit mijn studeerkamer gadesloeg was het ondertussen een komen en gaan van allerlei andere vogels. Luid kwetterend kwamen ze van heinde en ver (weet ik niet zeker trouwens) aangevlogen, gingen even op een tak zitten, kwetterden nog wat meer en vlogen weer weg om plaats te maken voor een nieuwe lading vogels. Maar geen enkele besloot naar de voet van de stam te gaan om daar ook een poging te wagen hupsend langs de stam de top te gaan opzoeken. Alleen dat ene vogeltje dat inmiddels bijna het eindpunt had bereikt.
Ik stond op van mijn bureaustoel en ging voor het raam staan zodat ik het schouwspel beter in me op kon nemen. Nog twee meter voordat het vogeltje er zou zijn. Wat zou er dan gebeuren?
Het werd een anti-climax. Eenmaal boven aangekomen keek het vogeltje wat om zich heen, sloeg alsnog de vleugels uit en verdween. Beteuterd bleef ik nog een tijdje staan kijken. Maar het vogeltje kwam niet meer terug. Ook de andere vogels bleken gevlogen.
Weer achter mijn pc gezeten vormde zich een mooie metafoor in mijn hoofd waarin het volhardende vogeltje een hoofdrol speelde. Driftig begon ik een nieuwe blogpost te tikken totdat ik me ineens realiseerde dat ik zo goed als zeker een boomklever had gezien. Zo bijzonder was het dus niet wat ik gezien had. En bij nader inzien sloeg die hele metafoor ook nergens op. Echt balen dat het geen eekhoorn met geamputeerde staart was geweest. Dan had hier een heel ander blogpost gestaan.
Geef een reactie