Alles hiervoor – André Platteel.
Mindfuck in de donkere kamer van de Noor.
Prologen staan vaak buiten de structuur van de roman, of horen dat in ieder geval te staan, anders hadden ze immers gewoon hoofdstuk 1 moeten heten.
[p.13, Schrijven is schrappen, Hans Hogenkamp]
De proloog van Alles hiervoor, een fascinerende debuutroman door Andreé Platteel vond ik ijzersterk. Het is mysterieus, de spanning wordt al flink opgebouwd en het taalgebruik is van een poëtische schoonheid. Wie is die persoon ‘de Noor’ waarvoor de ik-persoon (Jonathan) helemaal naar Moddergat afreist, en die we later leren kennen als iemand die een overweldigende invloed op Jonathan zal hebben? De laatste alinea eindigt ook nog eens met een cliffhanger van jewelste. Ik kon niet wachten om meteen verder te lezen en had spijt als haren op mijn hoofd dat ik er in begonnen was bij het ontbijt voordat ik naar mijn werk moest.
Pas enkele dagen later had ik weer de gelegenheid om het boek op te pakken en er opnieuw in te beginnen. Nog datzelfde weekend las ik het verhaal in één ruk uit.
Werd de belofte van de proloog ingelost? Naar mijn mening wel. Ik heb genoten van de eerste tot de laatste bladzijde. De belevenissen van hoofdpersoon Jonathan waren voor mij boeiend genoeg in alle diversiteit om door te willen lezen, benieuwd als ik was hoe de verwikkelingen precies in elkaar staken. De neiging om sneller te gaan lezen en daardoor stukken over te slaan werd onderdrukt door de vele prachtige volzinnen die er door het hele boek te vinden zijn. Op zijn tijd staan er bovendien rake observaties in die mij aan het denken zetten.
Uiterst tevreden liet ik me voldaan achterover zakken toen ik het boek uit had. Ook nog eens ruim een week voordat we er over zouden gaan bloggen. Tijd genoeg om het gelezene te laten bezinken zodat ik er een weloverwogen oordeel over zou kunnen vellen.
Voor ik het wist waren we een weekend verder en zat ik op de vroege zondagochtend na mijn wekelijkse hardlooprondje van 10 kilometer uit te hijgen in de tuin. Tijdens het rennen had ik gepoogd om mezelf een beeld te vormen van hoe ik mijn bespreking zou aanpakken. Er kwam niets. Ik kwam niet verder dan dat ik gegrepen was door wat Jonathan had meegemaakt en hoe dit bijzonder lezenswaardig door André Platteel was opgeschreven. Zou dit dan toch door die proloog komen? Ik herinnerde me namelijk dat Hogenkamp er nog meer over geschreven had:
Het structuurvreemde aspect van de proloog heeft vaak te maken met de chronologie; de proloog is bijvoorbeeld een flash-forward. De lezer wordt een blik gegund in de toekomst, zonder dat de afloop wordt weggegeven, met de kennelijke bedoeling van de auteur de spanning alvast op te voeren. […] Op het eerste gezicht lijkt dit een effectieve methode om spanning op te roepen en de aandacht van de lezer te vangen en vast te houden. Maar het mechanisme is doorzichtig, en vaak een nogal sleetse en goedkope truc. [p.13]
Maar dit deed onrecht aan hoe ik het ervaren had. De onderhuidse spanning die gedurende het gehele verhaal voelbaar is moest ergens vandaan komen en ik kon er mijn vinger maar niet achter krijgen. Eén ding wist ik zeker, er zat meer verborgen tussen de verhaallijnen dan aan de oppervlakte duidelijk was.
Ik besloot mijn hersens vooralsnog niet verder te pijnigen en ging De Groene Amsterdammer lezen. Nummer 14 van jaargang 138 welteverstaan. Een oudje dus, want gedateerd 3 april 2014. Binnen de kortste keren was ik verdiept in een artikel door Max Pam over de in zijn ogen mislukte biografie over Willem-Frederik Hermans door Willem Otterspeer. Plots moest ik aan De donkere kamer van Damokles denken. Op Wikipedia las ik:
In de literatuurkritiek is veelvuldig de vraag gesteld of het personage Dorbeck nu echt bestaat of alleen in de belevingswereld van Osewoudt. Indien Dorbeck echt bestaat, is hij volgens sommigen een collaborateur in plaats van een verzetsheld. Dit tot teleurstelling van Hermans, die door de verwarring hierover ging twijfelen aan de kwaliteit van zijn boek. Tegenover Saskia de Vries stelde hij over het bestaan van Dorbeck “Het bewijs dat hij geen hallucinatie is, kan Osewoudt niet met documenten leveren, maar de lezer van het boek, kan in elk geval zeker weten dat er wel degelijk een dubbelganger van Osewoudt bestaat of moet hebben bestaan. De NSB-zoon van de drogist heeft hem immers gezien […] ook al denkt deze drogistenzoon dat het Osewoudt was in andere kleren.”
Dat was het. Ik had gevonden waar ik al die tijd onbewust aan had lopen denken: bestaat het personage de Noor nu echt of alleen in de belevingswereld van Jonathan?
En dat kwam al door de proloog. Want daar staat:
Hij omhelst me, kort, niet zakelijk, mijn armen passen niet meer om hem heen, zoals de laatste keer. Dan draait hij om, loopt van me weg, gaat ervan uit dat ik hem volg. Zijn grote lichaam werpt een schaduw die precies tussen ons ligt. Mijn voeten gaan achter het vervormde hoofd aan, dat op de vloer beweegt.
[p.9]
Daar niet in terechtkomen, in dat hoofd.
Deze laatste zin is door mij vet gemaakt. Al meteen had het zich in mijn hoofd genesteld, om daar niet meer weg te gaan. Wat staat hier eigenlijk? Wil Jonathan voorkomen dat hij (opnieuw) terechtkomt in de ijzeren logica van de Noor waaruit het moeilijk ontsnappen is? Of hij wil voorkomen dat de Noor zich weer met hem gaat bemoeien? De rest van de zondag probeerde ik in gedachten na te gaan of het te rechtvaardigen zou zijn dat de Noor (en zijn hele entourage) puur en alleen in de fantasie van Jonathan zou kunnen bestaan.
Intermezzo: Er kan helemaal niets tippen aan het lezen van een fysiek boek. De manier waarop het zich gaat thuisvoelen in je handen. De typische geur die de verschillende papiersoorten met zich meebrengen. Het feit dat een boek daadwerkelijk ouder wordt waardoor je er een (vriendschaps)band mee kunt opbouwen. Dat alles en nog veel meer zal een ebook je nooit kunnen brengen. Maar er is één ding wat ik ontzettend mis bij een fysiek boek en dat is de doorzoekbaarheid. Op de momenten dat je wanhopig op zoek bent naar passages waarvan je zeker weet dat je ze ergens gelezen hebt, is het gebruik van een ebook superieur. Met de zoekopdracht en statistische hulpmiddelen is daadwerkelijk alles terug te vinden of in kaart te brengen over de tekst die voor je ligt.
Wat had ik graag een ebook-versie van Alles hiervoor gehad om op een snelle en efficiënte wijze erachter te komen of mijn bewering door de tekst ondersteund zou worden. Nu was ik gedwongen om het hele verhaal van a tot z opnieuw gedetailleerd door te lezen. Maar daarvoor ontbrak me de tijd. Het enige wat ik kon doen was vluchtig door het boek scannen om te zien of ik aanwijzingen kon vinden die ofwel als bewijslast vóór of tegen konden pleiten.
Vooralsnog heb ik het idee dat het wel eens zou kunnen kloppen. In dit nieuwe licht bezien met de Noor als niet bestaande persoon, valt het me op dat Jonathan aan de ene kant zijn ‘werkelijke leven’ heeft, waar zijn vader en Jonathan’s nieuwe vriendin Bette zich bevinden. Aan de andere kant is daar ‘de wereld’ waar de Noor in voorkomt. En dat alles wat zich daar afspeelt niet daadwerkelijk gebeurt.
In die gevallen waar de Noor in het ‘werkelijke leven’ van Jonathan dreigt te komen, worden de beschrijvingen erg vaag. Lees bijvoorbeeld de passage waar Jonathan aan zijn buurman vraagt of deze de Noor heeft gezien die tijdelijk in de flat van Jonathan heeft gelogeerd tijdens zijn verblijf in Italië:
Ik bel de buurman. Vanwege andere afspraken heeft niet hij maar zijn assistent de Noor binnengelaten. ‘Nee, geen lang blond haar,’ zegt hij, ‘…kaal. Een grote kerel. Meer weet ik ook niet.’
[p.134]
Kaal?
Of, een stukje verder, waar Jonathan een gesprek heeft met een stamgast uit het buurtcafé die de Noor zou hebben ontmoet:
Zou hij het over de Noor hebben? Ik zie het niet voor me, de Noor die geduldig luistert naar de rekkende Philip. ‘Je bedoelt toch deze vriend?’ vraag ik en haal de polaroid uit de binnenzak van mijn jas.
[p.143]
‘Nee, een kale. Uit Noorwegen kwam hij.’
‘Kijk nog eens beter?’ Ik vraag het vriendelijk, wil niet de rechercheur uithangen.
Philip zet zijn bril op die net nog ruste in het borstzakje van zijn overhemd. ‘Nou, dan moet hij wel een metamorfose hebben ondergaan. Het is ook moeilijk te zien zo, hij staat er wel heel vaag op met die boze kop.’
Vervolgens wordt hun gesprek onderbroken door de komst van nieuwe cafébezoekers die luidruchtig bij hen aan tafel gaan zitten. En zo gaat het op veel meer plaatsen in het boek. Nergens (althans voor zover ik heb kunnen vinden) wordt echt expliciet duidelijk dat de Noor door anderen gezien is. Behalve natuurlijk door de personages die in de wereld bewegen waar de Noor zelf ook aanwezig is. Maar daarover is de volgende alinea kenmerkend waar de Noor Jonathan heeft uitgenodigd voor een etentje met allemaal gasten die vanaf het begin een rol hebben gespeeld in die ‘andere wereld’:
Maar in wat er van deze wereld gemaakt is, heb ik niets meer te zoeken. Wat ze werkelijkheid noemen, daar hoor ik allang niet meer en deze mensen ook niet. En binnenkort veel meer mensen niet.’ Hij waaierde zijn hand uit naar alle andere gasten.
[p.210]
‘Hoe bedoel je?’ Ik keek om me heen. ‘Deze mensen. Ken je die dan allemaal?’
‘Alle gasten hier zijn in jouw huis geweest. Ik moest iets rechttrekken, vond het fatsoenlijk ze allemaal aan je voor te stellen. Wat laat wellicht, maar toch.’
Ik zat in het midden van een groep mensen die bij me waren binnengedrongen en dat nu weer deden.
Ik zat in het midden van een groep mensen die bij me waren binnengedrongen en dat nu weer deden.
Wat is echt en wat is niet echt?
Wat betekent dit allemaal? Waarom zou Jonathan een hele fantasiewereld rondom de Noor optrekken? En in hoeverre is hij zich hiervan bewust?
Dat is misschien nog wel het belangrijkste. Wanneer het duidelijk is dat de Noor niet bestaat, wat wil dat dan zeggen?
Daar ben ik nog niet uit. Het enige wat ik tot dusverre heb kunnen vinden, is dat vooral bij kinderen die aan post-traumatische stress leiden soms geconstateerd wordt dat zij de bedreigende werkelijkheid proberen te beheersen via verzonnen personages. Of dit iets is wat André Platteel doelbewust heeft opgevoerd om te beschrijven hoe Jonathan zijn traumatische jeugdervaringen probeert te verwerken, is mij nog niet duidelijk. Ik ben bang (maar zie dit niet als straf) dat ik Alles hiervoor opnieuw moet gaat lezen om te verifiëren in hoeverre mijn theorie ergens op slaat.
Wordt daarom vervolgd en reacties met betrekking tot mijn opgeworpen theorie zijn zeer welkom.
De jonge Jonathan heeft zowel zijn moeder als zijn broertje verloren. Als hij later last krijgt van paniekaanvallen, wordt hij gedwongen op zoek te gaan naar de oorzaak van zijn angst. Na een zeven jaar durende afzondering reist hij af naar de wildernis van Big Sur, Californië. Daar ontmoet hij de Noor, een charismatische man die een grote invloed op hem uitoefent. Als ze samen de Mojavewoestijn in trekken, is een confrontatie angstaanjagend en onafwendbaar. Jonathan voelt zich na de krachtmeting niet verslagen, maar gelouterd. Hij kan de relatie met zijn vader herstellen en aan zijn prille gevoelens voor Bette gehoor geven. Maar dan vallen er doden onder politici en ondernemers en alle sporen leiden naar de Noor. Jonathans leven kantelt voor de tweede keer, hij kan zich niet opnieuw afsluiten. Om de liefde voor Bette tot bloei te laten komen, moet hij afrekenen met de Noor.
Alles hiervoor
André Platteel
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 9789029588904
Geef een reactie