Alweer ruim vier jaar geleden begon ik aan een zoveelste blogexperiment (er zouden er nog vele volgen). Elke dag kreeg ik een gedicht via de mail toegestuurd. In de meeste gevallen las ik ze wel maar begreep ik ze minder. Ik nam me voor er wat vaker de tijd voor te nemen om ze aandachtiger te lezen en er vervolgens ook een blogje over te schrijven. Niet zozeer als duiding (want zoveel zelfkennis had ik nog wel om te snappen dat dat iets te hoog gegrepen zou zijn) maar om te delen wat het met me deed. Waarheen zouden mijn gedachten gaan tijdens of na het lezen van het dagelijkse gedicht in mijn mailbox?
En zoals dat gaat met de meeste van mijn blogexperimenten heb ik het een tijdje volgehouden totdat ik weer toe was aan een volgend uitprobeersel.
Toch heb ik er een hoop van geleerd. En het belangrijkste voor mij was dat ik een gedicht niet hoef te snappen. Dat het daar niet (altijd) om gaat. Het (ver)dwalen in de mooie zinnen die zwanger zijn van betekenis welke vooralsnog ver buiten mijn bereik ligt geeft al zodanig veel leesplezier waardoor een incidentele ontdekking van intertextualiteit of steels gehanteerde metafoor de kers op de slagroomtaart vormt. Het mogen genieten van hoe kunstig taal gebruikt wordt is het lezen van gedichten voor mij al meer dan waard.
hij houdt de hele dag de kleine en de grote wijzer
aan de praat, hij houdt de straat tot het schemeren gaat
in de gaten, als een jas passen hem de gang en de wanden
als aan een spijker hangt aan hem het huis. [p.37]
Zo ook bij de nieuwe (derde) dichtbundel ‘Waar we wonen’ door Thomas Möhlmann. Sinds ik mijn recensie-exemplaar heb mogen ontvangen is er geen week voorbij gegaan waarin ik niet minstens de helft van de gepubliceerde gedichten opnieuw heb gelezen. Ik blijf ze hardop voorlezen voor mezelf en wordt vooral betoverd door de subtiele herhalingen die door de hele bundel heen gebruikt worden. Kleine variaties op belangrijke thema’s die je allereerst doen verwarren of je iets nu opnieuw leest of juist denkt te herkennen van ander werk wat je ergens gelezen meent te hebben.
… jij zei dorst en ik wees water
jij wees naar de takken en ik bouwde
een huis, ik zei welkom en je kwam. [p.11]
Pas na aandachtige bestudering zie je hoe vakkundig deze terugkerende passages door het grotere geheel zijn geweven. Ze vormen een soort van basispatroon welke in het begin nog niet meteen opvalt in een tapijt waar fleurigheid en een druk design de aandacht opeisen zoals op de voorflap van de bundel. Wat bij mij vooral blijft hangen en het telkens opnieuw herlezen zo boeiend maakt, zijn de verwijzingen naar een (onbereikbare?) geliefde.
Leg je hart bloot en er wordt op getrapt. [p.59]
Ik heb hier onbereikbaar met een vraagteken tussen haakjes staan omdat ik niet zeker weet of het zo bedoeld is. Maar ik lees het dus wel zo. Het is mijn interpretatie. En dus zegt het net zoveel over mij dan over de gedichten. Wat ik lees is het verhaal van een man die onwaarschijnlijk graag wil beminnen, hartstochtelijk veel zijn geliefde de zijne wil maken, maar zich niet kan, weet en wil ontrukken aan zijn afkomst en zijn angsten. Bang dat hij niet kan voldoen. Bang dat hij niet voldoende is.
en ergens slaat een onverhoedse hoestbui
alle ankers los, je bent precies je vader
zoals hij zijn vader was, precies de charmant
lachende, schouderkloppende, verdwaalde
overspelige, eenzelvige, precies deze ene
hondstrouwe vader niet.
Misschien dat ik er verkeerd aan doe om alle gedichten als één geheel te zien. Tenslotte zijn ze op verschillende momenten en vanuit diverse aanleidingen tot stand gekomen. Maar ik hoor één stem die tegen me spreekt. En dit is wat hij zegt:
Jij bent de wortels die onder mijn voeten slapen jij houdt de aarde op z’n plek … [p.41]
Daardoor raak ik overrompeld, overdonderd. Het doet iets met me. Het is zo herkenbaar. En is het dan gek dat ik verderop compleet van slag raak wanneer ik plots lees:
Ik heb je weinig te bieden … [p.50]
Want dat is tevens zo herkenbaar. De angst voor die grote liefde. Die zoveel groter is dan jij denkt te kunnen bevatten. Die vol is van verwachtingen welke volkomen misplaatst zijn. Want om die liefde waard te kunnen zijn zul je je moeten ontworstelen aan wie je was, wie je bent en wie je dacht te zullen zijn. Je zult groter moeten worden dan je ooit voor mogelijk had gehouden. Dan alleen zul je in staat zijn om lief te hebben op een niveau dat jouw geliefde waardig is.
Heb lief, heb eindeloos lief
heb groots en meeslepend lief
je zult alle lagen leren kennen
van pijn, maar je zult leven
en volledig zijn. [p.59]
En dat zit er niet in.
Dat denk je terwijl je leest. Totdat je beseft dat het hier niet over jou gaat. Waardoor je tevens beseft dat het meeslepende poëzie is die Thomas Möhlmann geschreven heeft. Poëzie van het verraderlijke soort, omdat je niet door hebt hoe het vertelde verhaal geleidelijk aan jouw verhaal dreigt te worden. Hoe je onderdeel wordt van een thematiek die er misschien helemaal niet in zit, maar doordat de tekst zodanig is opgesteld kan het er net zo goed wel in zitten. Multi-interpretabel. Supergevaarlijk. Heerlijk om te lezen en bij weg te dromen. Elke keer weer.
iemand wees naar de sterren en zei
ik zal voor altijd bij je blijven. [p.9]
In zijn derde dichtbundel herneemt Thomas Möhlmann het perspectief van zijn eerdere bundels, door ditmaal de ruimte die wij innemen te verbeelden. Möhlmann laat de lezer verdwalen in taal én betekenis, een kunst die velen roemen in zijn poëzie. Naadloos laat hij gedichten en thema’s elkaar opvolgen, om zijn rode draad soms weer net zo gemakkelijk te doorbreken. Een bijna lyrische liefde voor een herkenbare jij-figuur overkoepelt het geheel en keert steeds weer terug. ‘Waar we wonen’ biedt klinkende gedichten zonder opsmuk, voor iedereen verstaanbaar en toch uitdagend en verraderlijk op elke pagina.
Waar we wonen
Thomas Möhlmann
Uitgeverij Prometheus
ISBN 9789044625189
Geef een reactie