Deze week had ik een opdracht. Ik moest op punt B een enveloppe ophalen om die terug te brengen naar punt A. Het was op een doordeweekse vrije dag. Iets dat mij niet vaak overkomt. Een andere keer meer over het hoe en waarom daarvan. Eerst moest ik op weg. Naar punt B. Ergens halverwege bleek de weg te stoppen. Er werd aan gewerkt. Niet getreurd. Men had een alternatief in de aanbieding. Route Z kon gevolgd worden. Ik reed verder in een voor mij vreemde wereld. Links en rechts bomen die voorbij zoefden. Alleen rechts stroomde een kanaal. Of een beek. Ik wist dat niet. Was hier nog nooit geweest. Maar het meest verwonderde ik mij over de auto’s voor mij. Die wisten blijkbaar allemaal waar ze naar toe moesten. Hadden een doel. Terwijl ik hen slechts volgde. Nog steeds onderweg naar punt B. Echter helemaal verloren in de ruimte.
Een allesoverheersende gedachte drong zich plots aan me op. Vulde de hele auto. Wat deed ik hier? Op aarde?
Wat is hierop uw antwoord?
Bij de eerste de beste parkeerplaats stopte ik. De andere auto’s, de bomen en het kanaal niet. Alles bewoog. Had richting. Behalve ik. Ik was helemaal tot stilstand gekomen. Verstild. Bevroren. Op zoek naar een antwoord hoewel ik het allang wist. Dat ik het niet wist. Geen doel. Doelloos. Zo bewoog ik me al mijn hele leven. Bewegen om het bewegen. Rusteloos. Niet om ergens te komen. Want waar zou dat moeten zijn? Ik had geen idee. Nooit gehad.
Ik keek naar de auto’s die me passeerden. Probeerde de inzittenden te ontwaren. Allemaal hadden ze een vastberaden blik. Ze keken vooruit. Waren ergens naar op weg. Zoals ook ik op weg was naar punt B. Via borden met Z. Maar dat was geen doel. Dat was slechts een invulling voor deze ochtend. Stel dat ik niet had hoeven te gaan. Wat had ik dan gedaan? Natuurlijk, hobby’s genoeg. Een dagje vrij om eens wat ontspannends te doen. Even weg van het werk. Ik had me er op verheugd. En kijk, nu zat ik totaal gedesoriënteerd in mijn auto ergens op een plek waar ik nog nooit eerder was geweest. Overvallen door de vraag aller vragen. Waarom ben ik hier? Op aarde?
Wat is hierop mijn antwoord?
Waarom kwam ik niet met de voor de hand liggende reactie? Dat mijn vrouw, mijn gezin, mijn familie en ga zo maar door, mijn bestaansrecht vormen. Voor hen ben ik hier. Voor hen doe ik alles. Maar dat was niet het juiste antwoord. Omdat ik wist dat het daar nu niet om ging. Dit ging dieper. Aan alle voor de hand liggende antwoorden voorbij. Ook religie kon ik afschrijven. Te makkelijk. Deze vraag kwam rechtstreeks uit het grote niets wat het begin en einde vormt van alles wat wij niet weten. Waarom zijn wij hier? Wat doen wij hier? Op aarde?
Wat is hierop ons antwoord?
Een existentiële crisis. Zomaar in de schoot geworpen. Die alles radicaal op z’n kop zette. In één klap was het fundament weggeslagen onder mijn rusteloos voortkabbelende bestaan. Ik had beter kunnen gaan werken vanochtend. Werken. Aan opdrachten. Waarom was ik hier? Verderop zag ik een zwarte Z. Op een geel bord. Met vaste hand stuurde ik mijn auto tussen de voortrazende bomen de weg op. Richting punt B. Eerst maar eens die enveloppe ophalen. En terugbrengen naar punt A. Dat was overzichtelijk. Daarna zien we wel verder.
Geef een reactie