12 minuten

Iets voor half tien liep ik bij de huisartsenpraktijk naar binnen. Niet al te vroeg, maar zeker niet te laat. U raadt het al, ik had een afspraak om half tien.

Een ongezond ogende ietwat corpulente vrouw zat achter een gesloten glasplaat een gesprek te voeren. Omdat ze een hoofdtelefoon op had, had ze de handen vrij om deze glasplaat opzij te schuiven en mij aan te kijken. Terwijl ze het gesprek op luide toon voortzette maakte ze een gebaar met haar hoofd. Ongemakkelijk keek ik van haar weg, zoals altijd wanneer ik me in de nabijheid bevind van iemand met een lichte handicap.

Na een korte tijdspanne waarin ik me enigszins hersteld had, keek ik haar weer aan. Meteen maakte ze opnieuw het hoofdgebaar. Ik bleef haar deze keer met veel moeite maar wel vragend aankijken. “Naam?” zei ze. Omdat ik haar verder niet wilde storen besloot ik zolang plaats te nemen in de wachtkamer. Als geste schoof ik de glasplaat weer dicht. Niet iedereen hoefde het gesprek te volgen.

Ik had nog geen zes stappen gedaan toen ik hoorde hoe de glasplaat weer open werd geschoven. “Naam?” riep diezelfde nu enigszins op mijn zenuwen werkende vrouw. In tegenstelling tot de rest van de wachtenden in de wachtkamer die allen verschrikt richting de glasplaat keken negeerde ik haar, en nam plaats op een van de vele vrije stoeltjes. Maar niet voordat ik iedereen een welgemeende goede ochtend had gewenst. Daarbij maakte ik een diepe buiging plus bijbehorende zwierige beweging met mijn linkerarm. Alsof ik mijn hoed afnam en hen allen daarmee een groet bracht. Niet dat ik een hoed op had.

Eenmaal gezeten kon ik het niet laten schielijk toch even naar de glasplaat te kijken. Dat had ik beter niet kunnen doen. Mijn kwelgeest hing inmiddels uit volle borst over de toonbank. “Mijnheer Pellenaars?” vroeg ze. Ik knikte in het volle besef dat ontkennen geen zin had. Tenslotte had ik een afspraak gemaakt. “Het spijt me, maar het spreekuur loopt ietsjes uit. Ik vermoed dat u over twaalf minuutjes aan de beurt bent.” Voordat ik kon reageren trok ze zich terug. Met een klik sloot de glasplaat zich.

Verbouwereerd liet ik de mededeling op me inwerken. Twaalf. De betreffende wikipediapagina verscheen levensecht voor mijn geestesoog. Jarenlange studie begon zijn vruchten af te werpen. “Twaalf is een meer dan elf,” zei ik meer tegen mezelf dan tegen de andere wachtenden. Waarom twaalf? Het hokje met mijn plaaggeest was nu hermetisch gesloten, zo wist ik, dus daar hoefde ik het antwoord niet te zoeken. Ik keek om me heen. Inclusief mijzelf zaten er vijf mensen te wachten. “Hebben jullie ook twaalf minuten vertraging?” zocht ik bevestiging. Er werd ontkennend geknikt. Iemand zei “Tien minuten” en een ander “Ik ook tien minuten”. Kijk, dat vond ik nou normaal. Tien. Of een kwartier. In het slechtste geval een half uur. Half uurtje. Maar twaalf? Vreemd.

Om een opkomende bui van neerslachtigheid halt toe te roepen haalde ik een mondharmonica uit mijn binnenzak tevoorschijn. Het was me een raadsel hoe die daar terecht was gekomen. Ik zocht verder en vond eindelijk mijn mobieltje. Geconcentreerd begon ik te twitteren. Ik had nog niet op het ene berichtje gereageerd of er kwam alweer een nieuw berichtje binnen. Elke keer weer met dat specifieke deuntje de iPhone zo eigen. Het was een vrolijk getingeltangel daar in die wachtkamer. “U heeft het er maar druk mee,” zei mijn buurman. “Ja, u weet hoe dat gaat tegenwoordig. Nergens ben je meer onbereikbaar. Altijd gaat het maar door met dat werk. Druk druk druk. Nu weer een virtuele vergadering met een aantal collega’s uit het Verre Oosten. Nooit is me eens een momentje van rust gegund. Ach, ik hoef u niets te vertellen. We zijn allen slachtoffer van de moderne 24/7 economie!” Voordat de man kon reageren werd hij in zijn rolstoel de wachtkamer uit geduwd.

Ik keek op mijn horloge. Van de twaalf minuten waren er nu zo’n drieëntwintig verstreken. De wachtkamer begon leeg te raken. Na mij waren er geen nieuwe patiënten binnen gekomen. Precies vijftien minuten later was ik aan de beurt. De vervanger van mijn vaste huisarts kwam me halen. Het was aangenaam vertoeven geweest daar in die wachtkamer en ik besloot dat wereldkundig te maken.

~ ~ ~

7 reacties op “12 minuten”

  1. Lauradenkt avatar

    Haha, dat vind ik ook heel bizar dat ze twaalf minuten zegt!

    1. Peter avatar

      Als het dan ook nog twaalf minuten geduurd had…

  2. Jolka avatar

    “Naam?” riep diezelfde nu enigszins op mijn zenuwen werkende vrouw.

    ‘Naam’.. nee, zo heet je niet..

  3. Carel avatar

    en zo vind je verhalen op straat, in de wachtkamer, bij de fysiotherapeut, bij de kaasboer en eigenlijk overal. Heerlijk, zo’n overvolle wachtkamer zwijgende slachtoffers van een uitgelopen spreekuur.

  4. Senol Tapirdamaz avatar

    Man man man.. mijn frustraties van gisteren bij de huisarts komen ineens weer naar boven..

    maar wel heel mooi beschreven!

    1. Peter avatar

      Dank je. Ik kan je adviseren er ook een blogje over te schrijven. Doet de frustraties als sneeuw voor de zon verdwijnen 😉

  5. Monique avatar

    Haha, bij de mondharmonica schoot ik hardop in de lach. (en de rest was ook zeer vermakelijk opgeschreven ;-))

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *