Ik kijk tegen het achterhoofd van mijn ontvoerder. We zitten in een auto. De man achter het stuur. Ikzelf op de achterbank.
Er is iets over m’n mond geplakt. Is hij bang dat ik anders ga gillen?
De man draait zich om en kijkt me doordringend aan voordat hij zijn blik weer op de weg richt.
Begint hij nu ook nog te praten tegen mij? Ja hoor, wat een eikel. Duidelijk een steekje los. Wat je eerder bij mij zou verwachten.
Even opletten wat hij zegt.
“…dacht zeker de dans te ontspringen, of niet soms!? Maar ik zag je wel zitten in de hoek van de kamer. Tot nu toe wijst er nog geen enkel spoor naar mij, en dan zou ik nu een ooggetuige over het hoofd zien? Ik dacht het niet, mannetje. Jij gaat mooi mee, en dan zal ik eens kijken wat ik met je ga doen.”
Het zal wel. Verwacht hij nu dat ik iets terug ga zeggen? Zou ook zonder die tape over mijn mond bijzonder zijn geweest.
Breng me nu maar gewoon terug naar huis. Alsof ik iets zou verklappen. Thuis wacht iemand die me de komende tijd hard nodig zal hebben. Meer dan anders, ben ik bang.
Altijd had ik gedacht dat pijn niet iets voor ons zou zijn. Maar daarin heb ik me erg vergist. Wat heet, de pijn is ondraaglijk!
Toen de man, die zichzelf voorgesteld heeft als Eric maar ik weiger die naam te gebruiken, in mijn rechterbeen begon te zagen, dacht ik bijna flauw te vallen. Later is dat alsnog gebeurd. Niet nadat hij ook mijn linkerbeen had afgezaagd. Het beeld van al dat houtwol werd me ineens teveel.
Visioenen van magazijnen en winkelschappen. Heel even dacht ik alles gedroomd te hebben, totdat nieuwe pijnscheuten me terugbrachten in de realiteit. Terug bij de man. Terug in deze martelkamer. Ik vrees dat ik hier mijn einde zal vinden.
Nu komt hij op me af met een tang in z’n handen. Dreigend houdt hij dit instrument vlak voor mijn hoofd. Of beter, vlak voor mijn ogen.
Hij zal toch niet? Neeeeehhh!!
Aaaahhh!! Mijn oog! Auwauwauwauw.
Waar ben ik?
Waarom zie ik niets?
Wat is die brandlucht?
Ik voel geen pijn meer. Ik wil terug naar huis. Naar mijn familie…
Een vrouw zit aan tafel. Voor haar staat een mok thee. Ernaast een doosje tabletten. In de keuken is het een en al bedrijvigheid. De politie is bezig met sporenonderzoek.
Zojuist is haar man (althans wat er van hem over was) naar buiten gedragen.
Boven hoort ze haar zoontje. Die nog van niets weet.
Hoe moet ze hem vertellen waar zijn vader is gebleven?
Ze kijkt op en ziet haar kleine jongen de trap afkomen. Nog in pyjama. Hij huilt.
Zou hij al onbewust weten wat er zich heeft afgespeeld vannacht?
Beneden aangekomen slaat hij zijn armen om haar heen en drukt zich stevig tegen haar aan. Bijna onhoorbaar klinkt zijn stemmetje vanuit haar ochtendkleding: “Mamma, waar is mijn knuffel?”
Geef een reactie