Tijd om me heen.
Zo ver ik kan zien alleen maar horizon. Veel meer dan ik dragen kan. Met de schaar begin ik te knippen. Heel precies door het randje waar het nu stopt en het dan begint. Uiteindelijk laat het los en kan ik de toekomst naar me toe halen. Door het wat te buigen kan ik het in een U-vorm neer zetten. Mooi binnen handbereik.
Tijd om me om te draaien.
Heel in de verte zie ik haar staan. Ze staart naar me maar lijkt me niet te zien. Langzaam begin ik de vloer op te rollen en trek haar zo naar binnen als op een loper. Het duurt uren. Misschien wel een eeuwigheid. Totdat ze plotsklaps voor me staat. Met de grond onder haar voeten draai ik haar om. Het opgerolde tapijt breng ik een stuk omhoog zodat ze goed kan zien wat haar te wachten staat. Ik ga naast haar staan en sla een arm om haar schouder.
“Kijk”, zeg ik, “daar ligt onze toekomst.”
Standvastig wijs ik naar het pad dat ik zojuist voor haar heb opgetrokken. Het staat nu als een vierde wand voor ons.
“Deze keer blijf ik bij je”, fluister ik in haar oor voordat ik de hemel naar beneden trek en de maan uit doe.
Tijd om te slapen.
Geef een reactie