Luider en luider klinkt het dreunende geluid in het winkelpand. De vaste cadans werkt hypnotiserend. Bezwerend. Het zendt trillingen de diepte in. Bij elke tik een laagje dieper. Bij elke tik ook verder in de breedte. Waardoor het lijkt dat alles tot leven komt daar beneden. Een lokroep om de frisse lucht op te zoeken. Zoals de pieren die we nodig hebben om gaan te vissen zich nieuwsgierig door de rulle aarde naar boven wringen. Maar er komt niets tevoorschijn uit het blauwe tapijt. Onverbiddelijk blijft het gesloten. Terwijl het dreunen aanhoudt. Gefascineerd kijkt hij naar zijn rechterhand.
Onvermoeibaar blijven vier van de vijf vingers trommelen op de toonbank waarachter hij zich bevindt. Hij richt zijn blik op de klok boven de uitgang. Bijna zes uur. Niemand meer in de winkel. De laatste klanten waren alweer een tijdje geleden vertrokken. Met behulp van zijn linkerhand hand brengt hij de rechter tot zwijgen. Er valt een peilloze stilte. Onrustig kijkt hij naar buiten. Er slenteren wat jongeren door het winkelcentrum.
Een kloppend geluid brengt hem terug uit zijn overdenkingen. Er staat iemand voor de etalage. Hij had hem hier nog nooit eerder gezien. Een schicht kilte gaat herkenning vooraf. De nieuwe beveiligingsbeambte. ‘Alles goed?’, lijkt hij te vragen. Hij knikt bevestigend. Voor hem staat de kassa open. Tot zijn schrik ziet hij dat het al half zeven is geweest. Waar was hij met zijn gedachten geweest? Snel pakt hij de telefoon en belt naar huis. Het kost hem enkele minuten om zijn vrouw gerust te stellen. Even later laat hij het rolluik ratelend naar beneden zakken. Schel geluid galmt door de verlaten ruimte.
Beschaamd kijkt hij heimelijk om zich heen, maar er is nu niemand meer te bekennen. De nieuwe franchisenemers van de zaak naast hem waren ook al naar huis. Nog niet zo lang geleden hadden ze de winkel betrokken. Op de ondernemersvereniging hadden ze verteld hoeveel voordeel ze aangeboden hadden gekregen om het leegstaande pand te betrekken. Ze hadden geen ‘nee’ kunnen zeggen. Ze zouden een dief zijn geweest van hun eigen portemonnee. ‘Het leven gaat door’, hadden ze ook nog gezegd. Om er daarna het zwijgen toe te doen. De vergadering was niet lang daarna afgesloten.
Haastig loopt hij naar zijn auto. Opgejaagd zonder te weten waarom. Pas achter het stuur ziet hij dat er een flyer onder de ruitenwisser zit. Met moeite weet hij enkele woorden vanuit het spiegelbeeld te ontcijferen. Toenemend tromgeroffel vormt de begeleiding bij woorden als ‘zaterdag’, ‘burgemeester’ en ‘saamhorigheid’. Met beide handen slaat hij nu heftig op het dashboard. Met maar één doel: het opwekken van de doden. Ze terugbrengen naar het land van de levenden. Maar het enige wat opborrelt zijn hete tranen. Binnen de kortste keren overspoelen ze de rode randen van zijn vermoeide ogen. Diep het gaspedaal intrappend schiet hij nietsziend weg van de parkeerplaats. Het winkelcentrum laat hij ver achter zich.
~ ~ ~
Geef een reactie