16669 – zondag

Roulette

Het voelt als Russische Roulette. Enkele keren kijk ik voor mijn gevoel recht in de loop van het geweer.
Wat zou het lot met mij voor hebben? Gunstig gezind te zijn? Omdat ik niet door Anouk gekust wil worden? Ach, hoe graag zou ik eens echt willen zoenen. Zelfs met Rooie Anouk.
Maar niet hier in dit fietsenhok. Met iedereen erbij. Ik zou het lachertje van de hele school worden. Alsnog. Terwijl ik er bijna weg ben.

Waarom moest ik nou zonodig mee naar het fietsenhok. Juist met de meest luidruchtige en lastigste groep leerlingen van dit examenjaar. Op zoek naar haar bij toeval mezelf aangesloten bij dit gezelschap waar ik helemaal niets mee heb.
En nu dit. Ik voel het plakkerige zweet in mijn oksels. Het kan niet anders of er zullen vlekken in het t-shirt te zien zijn.

De fles draait steeds langzamer en opnieuw komt de hals mijn richting op. Het zal de laatste keer zijn voordat hij definitief zal stilvallen.
Vóór mij, bij mij, of na mij? Ongemakkelijk kijk ik om me heen. Ik hoor sommigen cynisch ‘Hansje, Hansje, Hansje’ fluisteren.
Hoe kom ik hier weg?
Wat doe ik hier eigenlijk?

De laatste dagen op school waren erger dan voorheen. De tijd leek stil te staan, alsof het mij niet gegund was om eindelijk te kunnen verdwijnen. Aan iets nieuws te beginnen. Andere mensen. Andere omgeving.
Ik had genoeg gezien hier.
Maar toen was daar ineens het besef gekomen dat ik ook haar nooit meer zou zien.

Inwendig had ik al afscheid van haar genomen. Op school probeerde ik haar te ontlopen. Keek haar niet aan. Ging zover mogelijk van haar vandaan zitten. Natuurlijk lukte dit niet altijd.
Wanneer onze blikken elkaar toch kruisten voelde ik hoe er spontaan een rilling door mijn lijf trok. Ik wist niet hoe snel ik me weer moest afwenden. Beschaamd voor mijn rood aangelopen gezicht.
Wat me bijbleef van zulk een kort oogcontact was haar blik. Zelfs lang nadat ik weer stuurs voor me uit zat te staren.
Het verwarmde me. Het troostte me. Het maakte me week. En dat haatte ik.

Omdat het me aan mijn moeder deed denken. Die keek ook zo. Niet naar mij. Naar mijn oudere broer.

Deze avond had ze weer zo gekeken. Ik was klaar om naar het feest te gaan. Een aantal klasgenoten zouden me komen ophalen. Op de klok aan de muur zag ik dat het al ruim over de afgesproken tijd was. Niemand was op komen dagen.
“Moet je niet gaan?”, vroeg mijn vader.
Voordat ik kon antwoorden, zei mijn moeder, “Zorg je wel dat je op tijd thuis bent?”
Ze zat aan het logeerbed wat in de hoek van onze woonkamer was geplaatst. “En doe geen gekke dingen,” zei ze er zacht achteraan terwijl haar hand het hoofd van mijn broer streelde.

Zonder verder nog iets te zeggen liep ik het huis uit. Mezelf voor de zoveelste keer afvragend waarom ik elke keer weer van gedachten moest veranderen.
Waar dacht ik de daadkracht vandaan te halen die me alle voorgaande jaren ontbroken had? Misschien omdat ik haar na vanavond toch niet meer zou zien?
Het was nu of nooit! Zo sprak ik me moed in.

De hals trekt nipt aan mij voorbij. En komt tot stilstand bij Gwen! Nu zal er opnieuw een draai gegeven gaan worden en zal de nachtmerrie van vooraf beginnen.
Hoewel? Gaat Anouk echt kussen met Gwen!?
Iedereen begint te joelen en ik doe mee. Opluchting en opwinding gieren door mijn hele lichaam.

Abrupt is het spel over. Betrapt en verjaagd door de conciërge.
Verslagen druipen we af richting aula.

Waar ik haar dan toch zie. Ze danst. Net als mijn hart.

Ik neem een besluit.

Op een verlaten tafeltje staan wat flesjes bier. Vier stel ik op als een ruit. Ze krijgen elk een betekenis toegewezen. Fles nummer vijf drink ik zowat in één teug leeg. Leg ‘m in het midden en geef er een flinke draai aan.
Geen weg terug. Bonkend probeert mijn hart een uitweg naar buiten te vinden.

“Wat doe jij nou?”, klinkt plots achter mij.

Geschreven voor De Reünie

Voor de volledigheid:
Ik is niet Peter.
Hans is Ik.
Fictief is Hans.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *